Nederländska

redigera
Böjningar av aanwijzen  Presens Preteritum Futurum
Singular ik wijs {{{15}}} wees {{{15}}} zal aanwijzen
jij/je/U,
gij/ge
wijst {{{15}}} wees {{{15}}} zal/zult aanwijzen,
zult aanwijzen
hij/zij/het wijst {{{15}}} wees {{{15}}} zal aanwijzen
Plural wij/we, jullie, zij/ze wijzen {{{15}}} wezen {{{15}}} zullen aanwijzen
Presensparticip Perfektparticip Imperativ Konjunktiv
{{{15}}}wijzende hebben {{{15}}}gewezen wijs {{{15}}}  wijze {{{15}}} aan {{{15}}}

aanwijzen

  1. utpeka